Akte van eerbied: het verkrijgen van ouderlijke instemming of toestemming om te trouwen
Een aantal jaren geleden, december 2014 om precies te zijn, is in editie 68 van dit afdelingsblad een artikel opgenomen onder de titel ‘Liefde en huwelijk’. Onder meer werd ingegaan op de ontwikkeling van de huwelijksleeftijd en de ouderlijke toestemming die nodig was om überhaupt te kunnen trouwen. Maar wat was er geregeld als het aan deze toestemming ontbrak? In dit artikel ga ik daar nader op in, met de nadrukkelijke kanttekening dat het artikel niet uitputtend is.
Hoe was het ook al weer?
De mensen trouwen in het algemeen laat, mannen in de 17e eeuw zo rond het 28e levensjaar; vrouwen rond hun 25e. Niet in de laatste plaats speelt het economische motief een belangrijke rol: is men in staat om in het eigen levensonderhoud te voorzien? Tot het midden van de 19e eeuw blijft dit zo. Jonge mensen moeten dus lang wachten op een huwelijk.
De meeste mensen zijn redelijk vrij in hun partnerkeuze. Uithuwelijken komt wel voor in de hogere klassen, maar niet in de lagere. Gearrangeerde huwelijken komen meer voor naarmate de behoefte groter is om het eigen bezit te beschermen. In het algemeen kan gesteld worden dat niemand tegen zijn zin hoeft te trouwen, ook meisjes niet.
De huwelijksleeftijd blijft vanaf het begin van de 20e eeuw stabiel, maar daalt vlak na de Tweede Wereldoorlog plotseling sterk: naar 24,7 jaar voor mannen en 22,7 jaar voor vrouwen. Dat betekent een breuk met een eeuwenlange traditie. Het hoogtepunt van deze ontwikkeling wordt bereikt in 1960. Nooit eerder waren de Nederlanders zo trouwlustig en kregen ze zo jong kinderen als in dit jaar. Toch moeten de prille stelletjes nog tot hun dertigste toestemming vragen van hun ouders. Dat verandert pas in 1970 (!) bij de invoering van het nieuwe Burgerlijk Wetboek.
Trouwen tot eind 18e eeuw
Ten tijde van de Republiek wordt een poging ondernomen om, deels ter vervanging van de van oorsprong roomse huwelijksrituelen, tot andere centrale regelgeving te komen. Het huwelijk wordt in de ogen van de protestantse machthebber niet meer als sacrament beschouwd, maar meer als een contract of overeenkomst tussen partners. Hieruit volgt dan ook de verplichting om in ondertrouw te gaan bij dominee of schepenbank; de ondertrouw was daarbij niet vrijblijvend, de gedane trouwbelofte woog zwaar en was zo goed als niet meer terug te draaien.
Ongetwijfeld zal er regionaal en/of lokaal soms wel een eigen draai aan de regels zijn gegeven. In oudrechterlijke archieven kom je soms wel enkele bijzondere akten tegen die over het huwelijk gaan; in het algemeen zijn dat uitzonderingen zodat ik veronderstel dat de lokale overheden, de dominees en de pastoors in hun respectieve kerken en niet in de laatste plaats onze voorouders kennelijk uit de voeten konden met hoe de huwelijkse zaken geregeld waren.
Nieuwe tijden, ook voor het huwelijk
Aan het einde van de 18e eeuw komen in Frankrijk de revolutionairen aan de macht. Onder aanvoering van de latere keizer Napoleon worden grote delen van Europa onder de voet gelopen. Napoleon wordt alom beschouwd als een groot organisator die, met een beetje goede wil, ook gezien kan worden als de vader van de modernisering van Europa.
In de tijd dat de Fransen het voor het zeggen hebben, worden tal van nieuwe standaarden doorgevoerd. Als genealogen schiet ons natuurlijk als eerste de burgerlijke stand te binnen. Dat was overigens niet om ons vandaag de dag een plezier te doen, maar meer om fiscale redenen en ook de invoering van de dienstplicht. Om dezelfde reden werd iedereen, in geval er al sprake was van een vaste familienaam te kiezen voor een definitieve spellingswijze, of moest op het gemeentehuis een vaste achternaam aangenomen worden. Verwarring over wie wie was, werd op die manier langzaam maar zeker uitgesloten. Maar denk daarnaast ook aan de invoering van het decimale stelstel ter vervanging van talloze regionale en lokale (inhouds)maten. En zo zijn er nog tal van andere zaken die we tegenwoordig heel normaal vinden die hun oorsprong hebben in de Franse tijd.
Al deze op zich goede dingen ten spijt, moeten we uiteraard niet vergeten dat Napoleon menig veldslag heeft geleverd en dat hierbij, maar ook als gevolg van de vele ontberingen (plunderingen, hongersnoden etc.) die oorlog met zich meebrengt voor de burgerbevolking, miljoenen slachtoffers zijn gevallen.
Dat de grootste impact niet altijd militair hoeft te zijn, is ook het besef dat Napoleon later gedeeld heeft. Lang na het definitieve verlies op het slagveld van Waterloo schijnt hij gezegd te hebben dat zijn grootste – en in zijn woorden – eeuwige overwinning het door hem ingestelde burgerlijk wetboek is, ook wel bekend onder de naam Code Civil.
Code Civil
Op 21 maart 1804 voerde Napolein de Code Civil in, of zoals hij hetzelf misschien liever noemde de Code Napoleon. Al voor de publicatie van de Code Napoleon waren er verschillende decreten uitgevaardigd met bepalingen over allerlei onderdelen van het burgerlijke leven. Eind 1799 waren er bijvoorbeeld scheidingswetten gepubliceerd.
In de Code Napoleon vond codificatie van tal van regels plaats onder de principes vrijheid, gelijkheid en broederschap. De sfeer die de code ademde was voor zijn tijd met recht liberaal te noemen. Persoonlijke vrijheid van burgers kreeg daarin plaats; en letterlijk werd gesteld dat iedereen voor de wet gelijk was. Al waren er – met name voor vrouwen! – nog steeds de nodige beperkingen. Daarnaast werd, ondanks de weerzin die Napoleon had tegen de kerkelijke instituties, godsdienstvrijheid afgekondigd en – wellicht om zich niet al teveel van morele zaken te hoeven aantrekken? – vond er een scheiding plaats tussen kerk en staat en werd daarbij tevens de macht van de kerk ingeperkt. Hij liet zich ook niet zoals gebruikelijk door de paus tot keizer kronen, maar plaatste de keizerskroon eigenhandig op zijn hoofd…
Ook maakte de code een einde aan de wirwar van lokale en regionale regels op velerlei gebied. De code was op het hoogste centrale niveau tot stand gekomen en werkte nu (voor het eerst) ook door naar alle andere lagen van bestuur en overheid.
Napoleon voerde zijn wetboek door in alle gebieden die hij veroverde. Zo ook in Nederland, al ging dat niet direct. Napoleon’s broer, koning Lodewijk Napoleon die als ‘zetbaas’ van de keizer in Nederland was neergezet, stelde stelde zich – in weerwil van de keizer – redelijk onafhankelijk op en voerde waar hij kon een eigen ‘Nederlandse’ koers. Hij wilde het wetboek dan ook niet één op één invoeren.
Een commissie werd ingesteld om de Code Civil aan te passen aan de eigen Nederlandse situatie. In 1809 trad in ons land vervolgens het Wetboek Napoleon, ingerigt voor het Koningrijk Holland in werking. Twee jaar later werd dit wetboek alsnog vervangen door Napoleons Code Civil. Dat ging gepaard met het afzetten van Lodewijk als (eerste) koning van Nederland en de annexatie van Nederland als onlosmakelijk onderdeel van het Franse keizerrijk.
Wetboek Napoleon, ingerigt voor het Koningrijk Holland (1809)
Mannen en vrouwen mochten trouwen vanaf hun 18e en 15e jaar. Ouderlijke toestemming was in alle gevallen nodig; indien er geen toestemming werd verkregen gold dit als een wettelijk beletsel om tot sluiting van het huwelijk over te kunnen gaan.
Bij een leeftijd van 25 jaar voor mannen en 21 jaar voor vrouwen was er sprake van meerderjarigheid in het kader van het huwelijksrecht. Ook bij deze leeftijd was sprake van het vereiste van instemming van de ouders. In het geval ouders hun instemming niet wensten te geven, dan waren zij daarin wel beperkt door wettelijke gronden.
In het geval van onthouding van ouderlijke instemming betekende dit niet dat het huwelijk nooit of te nimmer doorgang zou kunnen vinden. Daartoe bood de zogeheten ‘akte van eerbied’ een mogelijkheid om (uiteindelijk) toch te kunnen trouwen. Ten overstaan van de notaris werd de akte opgemaakt met als inhoud (i) de aankondiging van het huwelijk en (ii) vroeg het toekomstige bruidspaar de ouders om raad. De raad bestond erin, dat de ouders moesten aangeven waarom zij hun instemming niet wensten te betuigen. Het proces was te beschouwen als een geformaliseerde manier om eventuele plooien glad te strijken. De akte werd aan de ouders betekend (officieel overhandigd) zodat niet gesteld kon worden dat de akte niet was ontvangen.
Als de akte niet tot overeenstemming of instemming leidde, stond het bruidspaar voor de keuze. Of het proces nog tot twee keer toe doorlopen of afzien van het huwelijk. In de meeste gevallen zal de keuze gemaakt zijn om een tweede en zo nodig een derde akte te laten betekenen. Indien ook daarna geen of geen wettige reden werd opgegeven waarom het huwelijk geen doorgang zou kunnen vinden, moest het bruidspaar nog een maand geduld oefenen. Daarna kon het huwelijk alsnog voltrokken worden.
Code Napoléon – Code Civil (1811)
Met de annexatie van Nederland bij het Franse keizerrijk, werd ook de Code Civil van 1804 het burgerlijk wetboek in Nederland. Op het vlak van het voltrekken van een huwelijk was er grote gelijkenis met de inmiddels vervallen verklaarde regeling van 1809.
Waar in de regeling van 1809 de leeftijden van 25 en 21 jaar centraal stonden, gold nu een leeftijdsgrens van 30 (mannen) en 25 jaar (vrouwen). Instemming van de ouders bleef ook gehandhaafd; toestemming was nodig bij een door een notaris op te maken akte.
In artikel 152 van het eerste boek stelde, dat “vanaf de meerderjarigheid bepaald door artikel 148, tot de leeftijd van dertig jaar bereikt voor de zonen, en tot de leeftijd van vijfentwintig jaar bereikt voor de dochters, de eerbiedige daad voorgeschreven door het voorgaande artikel, en waarop geen toestemming voor het huwelijk, wordt nog twee keer verlengd, van maand tot maand; en een maand na de derde akte mag de voltrekking van het huwelijk worden overgeslagen.”
Nederlands recht (1838)
Nadat Napoléon definitief bij de slag van Waterloo is verslagen, wordt de kaart van Europa opnieuw ingetekend. Koning Willem I – zoon van de in 1795 naar Engeland gevluchte Willem V – streeft ernaar om zijn eigen stempel op het nieuwe Nederland te drukken. Dat moet onder andere ook tot uiting komen in een eigen (Nederlands) burgerlijk wetboek.
Het duurt, niet in de laatste plaats door grote inhoudelijke verschillen van inzicht tussen hem en de door hem ingestelde commissies voor de codificatie van het recht, de commissies onderling, maar ook door de samenvoeging met en later ook de afsplisting van België nog veel jaren alvorens het werk geklaard is. In 1838 ziet dan het nieuwe Burgerlijk Wetboek eindelijk het levenslicht.
Artikel 99 van het eerste boek stelt dat de ouderlijke toestemming voor het huwelijk van een meerderjarig kind is vereist tot dertig jaar. Zoals in de inleiding al is aangegeven, is deze bepaling een lang leven beschoren want niet eerder dan in 1970 (bij de introductie van het toen zogeheten Nieuw Burgerlijk Wetboek, een proces gestart in 1948 dat overigens pas in 1992 tot een volle afronding kwam) werd deze ouderlijke bepaling geschrapt. Net als in de voorgaande regeling, kon – in geval van weigerachtigheid van de ouders – toestemming worden verkregen; niet meer bij wijze van omslachtige actie met de (drievoudige) ‘akte van eerbied’ via de notaris maar door het verkrijgen van toestemming van de kantonrechter.
De wet gaf daarbij in navolgende artikelen een instructie voor de kantonrechter hoe te handelen. Hij riep daartoe de ouders en de aanstaande bruid/bruidegom bij elkaar; hoorde de bezwaren aan, bemiddelde waar nodig, rekening houdend met zowel de belangen van de ouders als die van de aanstaande bruid/bruidegom. Van de zitting werd een proces-verbaal opgemaakt. In het geval de zitting niet tot consensus had geleid, moesten de aanstaande echtgenoten wachten met het sluiten van hun huwelijk tot drie maanden na de datum van de zitting bij de kantonrechter.
Het voorgenomen huwelijk kon dus altijd plaatsvinden, maar ‘de straf’ die daarvoor betaald moest worden bestond erin dat de huwelijksvoltrekking gedurende drie lange maanden ‘on hold’ gezet werd die de aanstaanden in feite verplichtte om nog eens goed over hun voornemen na te denken… als teken van respect of eerbied richting de ouders.