Vandaag de dag zijn er drie manieren van lijkbezorging: begraven, cremeren of het lichaam afstaan aan de wetenschap. Maar daar komt mogelijk een vierde optie bij: resomeren (oplossen in water). Het lichaam van de overledene wordt onder verhoogde druk en temperatuur afgebroken door toevoeging van loogzout. De botten blijven over en worden vermalen. Na ongeveer drie uur blijft schoon, wit poeder over, vergelijkbaar met asresten na een crematie. Het stoffelijk overschot wordt tot 3% van zijn oorspronkelijke gewicht gereduceerd.
Wetswijziging?
In Nederland heeft onderzoeksorganisatie TNO vastgesteld dat resomeren aan alle wettelijke veiligheidseisen voldoet. Het zou bovendien duurzamer zijn dan cre-meren of begraven.
Resomeren gebeurt op elektrische wijze, waarbij geen brandgevaar bestaat. Er is ook geen verhoogd besmettingsgevaar. Het water dat overblijft na het resomeren is steriel, bevat geen menselijk dna en kan via het riool worden afgevoerd.
Het is aan de Tweede Kamer om te besluiten of de Wet op de Lijkbezorging, die resomeren op dit moment nadrukkelijk verbiedt, wordt aangepast.
Kerstening: begraven als norm
Onze (vroege) voorouders hadden bij hun overlijden geen keuze. Als je stierf werd je begraven.
Crematie was al vroeg bij wet verboden (zie hierna). Bovendien bestonden er van kerkelijke zijde, zowel in rooms-katholieke als in protestants-christelijke kringen, grote theologische bezwaren tegen het verbranden van lijken.
Cremeren was nadrukkelijk in strijd met de christelijke voorstelling dat God de doden zou doen opstaan.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat bij de kerstening van de volkeren in Europa het begraven steeds meer de plaats innam van de verbranding van de doden.
Onder het bewind van de Romeinse keizer Constantijn de Grote werd – nadat hij was overgegaan tot het christendom, dat toen de staatsgodsdienst werd – overal in zijn rijk crematie verboden. Toch bleef dit gebruik hier en daar bestaan.
In 785 na Christus verbood keizer Karel de Grote de crematie en stelde de doodstraf (!) op dit vergrijp.
De houding van de kerken
De rooms-katholieke kerk heeft zich lang fel tegen lijkverbranding gekeerd. Niet in de laatste plaats omdat crematie werd gepropageerd door de vrijmetselaars. De vrijmetselarij werd gezien als een aanslag op het katholieke geloof.
Inmiddels is het verzet tegen crematie wel afgenomen. In 1963 is, in een instructie de voorkeur voor de begrafenis gehandhaafd. Daarbij is echter bepaald ‘dat crematie is toegestaan, mits deze niet wordt verkozen uit verachting van of verzet tegen het katholieke geloof’. In 2016 is nogmaals de voorkeur voor begraven op een kerkhof of andere gewijde plaats benadrukt, zodat de persoon onder de biddende aandacht blijft van de geloofsgemeenschap. Dat geldt ook voor de as van de overledene. Het uitstrooien ervan, het verdelen onder de nabestaanden of verwerken in bijvoor-beeld sieraden wordt afgewezen.
In de protestantse kerken werd de begrafenis algemeen als een bijbels en christelijk gebruik aanvaard. Daar is echter ook verandering gekomen.
In 1961 heeft de Generale Synode der Gereformeerde Kerken uitgesproken dat begraven de voorkeur heeft, maar dat kerkenraden de vrijheid hebben een crematieplechtigheid toe te staan.
Orthodox reformatorische kringen hebben zich overigens steeds tegen crematie verzet.
De Nederlandse wet en de praktijk
Overal in Europa is het begraven of cremeren van de doden bij wet geregeld. In ons land vond het parlement in 1869 bij de behandeling van de Begrafeniswet, dat verbranding in strijd was met de geest der natie en buiten de wet gehouden diende te worden.
Dat niettemin de meningen verdeeld waren en bleven, blijkt onder meer uit de oprichting in 1874 van de Vereeniging tot invoering van de lijkverbranding in Neder-land. Deze vereniging bouwt in 1913 het crematorium Westerveld te Driehuis bij Velsen. Niet veel later, op 1 april 1914 wordt een van de hoofdbestuursleden van de vereniging als eerste in Nederland verast. Justitie is op de hoogte, maar ondanks een wettelijk verbod wordt de actie gedoogd.
Omdat juristen een lacune in de wet ontdekten, werd in 1915 een regeling getroffen waardoor er, via een aparte testamentaire beschikking, gecremeerd kon worden. Cremeren wint aanvankelijk slechts langzaam terrein in Nederland. In 1942 koopt de vereniging een stuk grond in Zwolle voor de bouw van een tweede crematorium. Door gebrek aan bouw-materialen in de oorlogsjaren komt de instelling niet van de grond. Het duurt tot 1954 voordat in Dieren een tweede crematorium de deuren opent.
Gelijkstelling
In 1955 is bij wet vastgesteld dat crematie is toegestaan, indien de overledene, bij testament of door een handgeschreven codicil, heeft aangegeven gecremeerd te willen worden. De overheid stelt wel een tweede lijkschouwing als eis omdat de vrees bestaat dat een crematie eventuele sporen van een misdrijf uitwist.
Voorstanders van crematie zagen in deze wetswijziging wel een vooruitgang, maar toch nog een grote onbillijkheid. In deze kringen is men van mening dat een mens het onbetwistbare recht heeft zelf uit te maken hoe zijn lichaam na de dood zal behandeld worden.
Door een wetswijziging in 1968 vervalt het voorschrift voor een codicil. In 1995, 121 jaar na de oprichting van de Vereeniging, vervalt ook de eis voor een tweede lijkschouwing. Cremeren is daarmee officieel gelijkgesteld aan begraven.
Meer crematies dan begravingen
Het aantal crematoria is sinds 1955 belangrijk toegenomen.
Cremeren neemt sindsdien dan ook een hoge vlucht; van 3.501 in 1960, naar 57.130 in 1990 en 83.379 in 2012. In 2003 laten zich voor het eerst meer mensen (50,6 procent) cremeren dan begraven. Een trend die zich nog steeds doorzet. Inmiddels worden ongeveer 65 van de 100 overledenen gecremeerd.
De verwachting is, dat over vijftien jaar nog maar een kwart van de overledenen in Nederland zich laat begraven.
Waar in de jaren ’60 en ’70 de ontkerke-lijking een belangrijke rol speelde bij de groei van het aantal crematies, zijn vandaag de dag een vergaande individualisering, financiële overwegingen en motieven van ontzorging van nabestaanden doorslag gevende argu-menten om een crematie te verkiezen boven een begrafenis.
Heeft resomeren de toekomst?
Dit artikel begon met resomeren als nieuwe vorm van lijkbezorging. De verwachtingen in de uitvaartwereld zijn hooggespannen. Overigens wordt in meer eufemistische bewoordingen woorden als bio-cremeren of ‘het nieuwe cremeren’ gebruikt. Persoonlijk heb ik daar een beetje moeite mee. Want het afscheid nemen van een dierbare gaat bij deze nieuwe vorm wel gepaard met het gebruik van een sterk bijtende stof (loogzout of kaliumhydroxide)…
Eerst is het parlement aan zet. Vervolgens zal de tijd leren of de maatschappelijke acceptatie van resomeren sneller gaat dan de 100 jaar die nodig was voor de (bijna) norm van vandaag, het cremeren.
Ik heb mijn keuze voorlopig gemaakt. Ik ben van plan nog lang op deze aardkloot te blijven rondlopen!
____________
Resomeren werd in 1888 in de Verenigde Staten geïntroduceerd, maar pas een eeuw later waren er commerciële toepassingen. In delen van de Verenigde Staten en Canada kan het al. In Engeland ook, maar er is daar nog een stevige maatschappelijke discussie gaande en staan de plannen voorlopig in de ijskast. Waterzuiveringsbedrijven hadden hun vraagtekens gezet bij het verwerken van vloeibare mensenresten. In Nederland lobbyt uitvaartorganisatie Yarden al sinds 2011 voor de nieuwe wijze van lijkbezorging, die nu nog bij wet verboden is. De actie lijkt succes te hebben, want het draagvlak voor resomeren is groeiende: 25 procent van de Nederlanders zou de nieuwe methode voor de eigen uitvaart overwegen.