Als je het begin van een genealogie beschouwt, dan begint die veelal met één voorvader, al dan niet vergezeld met de naam van een echtgenote. Omdat kennelijk niet verder terug in de tijd gegaan kan worden, lijkt het erop alsof deze stamvader alleen in het leven heeft gestaan. Natuurlijk is dat niet zo, maar is het vaak onmogelijk nog informatie over ouders en eventuele broers of zussen te vinden.

Hoewel ik van mijn voorvader Hendrick Janssen wel weet dat Jan Gerrit Roeloffs zijn vader is, kan ik in deze lijn niet verder terug. Om toch iets meer te weten te komen over Hendricks directe familie heb ik verder onderzoek gedaan via de moederslijn, Jans (overigens tweede) echtgenote Aelken Joosten de Lith. Dit heeft geleid tot een door mij uitgewerkte stamboom die zijn wortels heeft tot ongeveer halverwege de 16e eeuw. Zo heeft Hendrick ineens toch tal van ooms, tantes, neven en nichten.

Zo kunnen de in principe zakelijk akten in het ORA ook wel bijzondere gevoelens oproepen. Ik wist al lange tijd dat Hendrick Janssen een halfzus had, Catharina ook wel Trijnneken genaamd. Bij de erfscheiding van hun beider moeder Aelken Joosten de Lith (+1681) wordt Hendrick genoemd, samen met zijn zwager Adriaen Geurt Bogaers, op dat moment getrouwd met Trijnneken.

Later kwam ik in ORA Land van Megen een akte uit 1708 tegen waarin Trijnneken en Hendrick voor het eerst samen genoemd worden. Hendrick assisteert zijn zuster als ‘haeren gekoren momboir’ en wordt verderop in dezelfde akte tot twee maal vermeld als ‘haeren broeder‘.
Natuurlijk had ik al lang weet van de familierelatie, maar toch… wat maakt deze akte dan zo bijzonder? En dat op zo’n moment zich een emotie meester van mij maakt. Geen tranen of zo, maar wel een vorm van ontroering.

Kennelijk dringt dan tot me door dat genealogie meer is dan alleen het oplossen van een puzzel of het verzamelen van namen en data. Het gaat om échte mensen, mensen als u en ik! Je ontmoet ze in de oude geschriften. We kunnen er over verhalen, soms val je ook wel eens stil.