Uit het boek “Don Camillo en de kleine wereld“. Geschreven door Giovannino Guareschi (*) tegen de achtergrond van de Tweede Wereldoorlog die net beëindigd is en de grote sociale onrust in de jaren erna.
De kleine wereld is een dorpje waarin Peppone als burgemeester probeert communistische idealen te verwezenlijken, wat Don Camillo als dorpspastoor juist met alle middelen probeert te verhinderen. Waar nodig gaan de twee eeuwige tegenstanders met elkaar op de vuist, maar trekken als puntje bij paaltje komt één lijn tegen de sociale misstanden. Een wel heel bijzondere vriendschap dus.
Het ging op Kerstmis aan en het werd hoog tijd om de beeldjes van de Kerstkribbe voor de dag te halen, ze bij te kleuren en, waar nodig, te repareren. En het was al laat, maar in de pastorie was Don Camillo nog aan het werk. Toen hoorde hij aan het raam kloppen en even later ging hij opendoen, want het was Peppone. Peppone ging zitten en Don Camillo ging door met zijn werk, en alle twee zwegen ze een tijdje.
“Daar moet je de koster voor nemen”
Don Camillo begon de baard van de Heilige Jozef bij te schilderen. ‘Je doet het nogal langzaam,’ merkte Peppone nijdig op.
‘Als je me een handje helpt, zijn we zo klaar.’
‘Stel je voor, dat ik heiligenbeeldjes ging opschilderen!’ mopperde Peppo-ne. ‘Daar moet je de koster voor nemen!’
Don Camillo zocht in de kist en haalde er iets roze-roods uit, zo groot als een jong musje, en het was toevallig juist het Kindje. En voordat Peppone wist, hoe, had hij het beeldje in zijn handen. Hij nam een penseel en begon heel fijntjes en zorgvuldig te schilderen. Daar zaten ze dan, ieder aan een kant van de tafel, en konden elkaar niet in het gezicht zien, omdat de lamp tussen hen in stond.
“Tja, dieren onder elkaar begrijpen elkaar altijd beter…”
Don Camillo ging helemaal op in zijn werk, want hij moest het gezicht van de Madonna helemaal opnieuw kleuren, en dat was een zorgvuldig karweitje. Peppone was met de oogjes van het Kindje bezig. Dat was het moeilijkste. Toen kleurde hij het rood van de kleine lipjes bij. Nadat het gezichtje van het Kindje klaar was begon Peppone het rozerode lijfje te schilderen. Helder opgeschilderd scheen het te schitteren als een rozerood sieraad in de reusachtige handen van Peppone. Peppone bekeek het, en het leek hem, als voelde hij onder zijn handpalm de warmte van dat kleine lichaampje. Voorzichtig zette hij het rozerode Kindje op de tafel, en Don Camillo zette er de Madonna naast. Toen zette hij naast Maria, die over het Kindje gebogen stond, het figuurtje van de ezel neer. ‘Dat is de zoon van Peppone, dat de vrouw van Peppone en dat Peppone zelf,’ zei Don Camillo en wees het laatst op het ezeltje. ‘En dat is Don Camillo!’ riep Peppone uit, en hij nam het figuurtje van de os en zette het bij de groep. ‘Tja, dieren onder elkaar begrijpen elkaar altijd beter,’ besloot Don Camillo.
‘Op de vooravond van Kerstmis zo’n lied te zingen moet toch heerlijk zijn!’
Ook als de proletarische democratie aan de macht is moeten die Kerstliedjes blijven.
Neen, ze moeten verplichtend gesteld worden!‘
Buitenkomend, stond Peppone weer in de diep-donkere, Paduaanse nacht, maar hij voelde zich heel rustig nu, want in de palm van zijn hand voelde hij nog de warmte van het rozerood Kindje. Toen hoorde hij aan zijn oor de woorden van een Kerstliedje dat hij nooit vergeten was. ‘Op de vooravond van Kerstmis zo’n lied te zingen moet toch heerlijk zijn!’ zei hij blij bij zich-zelf. ‘Ook als de proletarische democratie aan de macht is moeten die Kerstliedjes blijven. Neen, ze moeten verplichtend gesteld worden!’
– een lied, dat begon, toen de aarde begon, en dat nog voortzong.
De rivier stroomde op twee pas afstand van hem stil en rustig voorbij. Hij liep over de dijk, en ook dat ruisende water zong een Kerstlied, – een lied, dat begon, toen de aarde begon, en dat nog voort zong. En duizenden jaren kronkelde het water speels om de miljoenen steentjes op de bodem en sleep hen glad. En eens om de twintig generaties zal het water een nieuw steentje glad geslepen hebben.
En over duizend jaar zullen de mensen zich voortbewegen in raketmachines, door super-atoomkracht gedreven en waarom? Om aan het eind van het jaar te komen, en, als ze dat bereikt hebben, met open mond te staan kijken naar datzelfde Kindje van gips, dat op een avond door Kameraad Peppone opnieuw is geschilderd.
*: “Mondo piccolo. Don Camillo” van Giovannino Guareschi verscheen als een satirische verhalenbundel in maart 1948 bij uitgeverij A. Rizzoli & Co te Milaan.
(december 2013)