In het vroege voorjaar van 2019 werd ik gevraagd om mee te helpen bij een verhuizing. Dat betrof de verhuizing van (de inmiddels op 28 november 2021 overleden) pastoor Jacques Janssen (al werd hij liever pastor genoemd). Van hem heb ik samen met Arno Coopmans – voor zijn 80e verjaardag – een kwartierstaat (zie 12) gemaakt.
Door de verhuizing moesten er flinke keuzes gemaakt worden, want simpelweg niet alles kon mee. Als genealoog had ik uiteraard oog voor eventuele bidprentjes en andere spullen die genealogische waarde zouden kunnen hebben. Waar nodig mocht ik me daarover ontfermen.
Bidprentjes vonden destijds hun weg richting Cor Verberk, verder heb ik me beperkt tot een aantal oude (gedachtenis)prentjes uit grofweg de periode 1890-1940 die door kleur en uitbundigheid volgens mij kenmerkend zijn voor het Rijke Roomse Leven.
Er was echter één ding dat mijn bijzondere aandacht trok. Een schriftje of boekje op (ongeveer) A6-formaat dat fragiel oogde. De vier ingebonden katernen zaten nog aan elkaar, maar de naaibanden hadden duidelijk hun langste tijd gehad en dreigden elk moment af te scheuren. Bladeren was daarmee niet zonder risico. Ik besloot het te bewaren. Zou ik ooit te weten komen wie het gemaakt had, dan zou het weer te bestemder plekke gebracht kunnen worden.
Het boekje bevat tientallen gebeden en liederen, zowel in het Nederlands, Latijn als Frans. Ook is er een enkele Duitse tekst te lezen. En, dat maakte het zo bijzonder, allemaal geschreven in duidelijk leesbaar handschrift. Met aan de binnenzijde van de kaft de vermelding van een naam: Jozephine Lambert.
Ik was uiteraard benieuwd wie Jozephine Lambert was. Een eerdere poging om daar achter te komen eindigde zonder resultaat. En zo kreeg het boekje, voorzien van een beschermhoesje, een min of meer vaste plek in mijn kast. De aandacht en liefde waarmee de gebeden en liederen waren opgetekend, maakte dat ik het niet over mijn hart kon verkrijgen om het weg te doen.
De werkbijeenkomst [van de NGV-afdeling Land van Cuijk en Ravenstein] op 25 februari van dit jaar [2023] bood een mooie gelegenheid om opnieuw aandacht te vragen voor de herkomst van het boekje. Ik kreeg het eenvoudige advies om eens contact op te nemen met de lokale heemkundekring. Waarom had ik daar niet eerder zelf aan gedacht?!
Dezelfde (zaterdag)avond nog stuurde ik dan ook een mail naar de Stichting Eijsdens Verleden. En toen kwam het verhaal in een stroomversnelling. De secretaris noemde in zijn reactie enkele mogelijke kandidaten maar bracht me tevens in contact met Miep Claessen die in 2016 al eens een keer over de familie Lambert had gepubliceerd [Uit Eijsdens Verleden, pagina 37].
De dagen daarna mailde ik regelmatig met Miep Claessen. Haar eerste reactie was: ‘Hoogstwaarschijnlijk (bijna zeker) betreft het een oudtante van mij die afkomstig is uit Breust (Eijsden). Ik heb een vergelijkbaar boekje in mijn bezit dat afkomstig is van haar zus Agnes Lambert. Ook meen ik het handschrift in uw boekje te herkennen. Het boekje dat ik heb bevat dezelfde handschriften. Het is ook volgeschreven met gebeden.’
Hoe pastor Janssen aan het boekje gekomen is, zal een raadsel blijven. ‘Helaas geeft de kwartierstaat van de pastor geen aanknopingspunt. De namen van de personen in de kwartierstaat zijn mij niet bekend. Uiteraard kan het boekje in bezit zijn gekomen van de pastor zonder dat er sprake is van een familierelatie tussen Jozefien en hem’, aldus Miep in een vervolgmail.
Bij een nadere vergelijking van de twee boekjes viel de gelijkenis van de inhoudsopgave over de eerste (circa) 20 pagina’s erg op. De genoemde liederen/gebeden staan in exact dezelfde volgorde en paginanummering. Daaruit volgt dat het wel een ‘tweelingboekje’ moet zijn. ‘Ik heb natuurlijk geen keihard bewijs, maar de aanwijzingen die ik tot nu toe gezien heb grenzen wat mij betreft aan een zekerheid grenzende waarschijnlijkheid dat het boekje van uw oudtante Zjozefien (1890-1975) geweest moet zijn’, bericht ik Miep Claessen. Zij is het met mij eens dat beide boekjes ‘schrijfoefeningen’ van de gezusters Lambert geweest moeten zijn als onderdeel van hun deelname aan de bijeenkomsten van de congregatie waar zij lid van waren.
‘Ik denk inderdaad dat we het mysterie hebben opgelost’, aldus Miep Claessen. We spreken dan ook af dat ik het boekje per aangetekende post naar haar opstuur. Op 3 maart krijg ik via Whatsapp bericht dat het boekje in goede orde is ontvangen.
‘Ik voeg het bij de schrijfsels van de andere zussen’, zegt Miep, ‘leuk om te bewaren en aan de volgende generatie door te kunnen geven.’ Het geeft mij een goed gevoel dat door mijn toedoen het boekje alsnog is teruggekeerd in het diepe zuiden van Limburg, daar waar het thuis hoort en gekoesterd wordt.