Iedereen die aan stamboomonderzoek doet komt ” bijzondere huwelijken” tegen. Kinderen die binnen 9 maanden na huwelijksdatum worden geboren of de erkenning van kinderen bij huwelijkssluiting. Zelf heb ik voorouders die in januari 1835 ondertrouw gingen; wordt op 28 maart 1835 hun dochter geboren, op 1 november 1836 een zoon, gaan ze maart 1837 opnieuw in ondertrouw om vervolgens dezelfde maand nog te trouwen. Misschien vraagt u zich met mij af, waarom zij hun leven zo inrichtten. Ik ben het niet eerder tegengekomen. Was het bijzonder of kwam het vaker voor? Om daar wat meer over te weten, geeft het uit 1986 stammende boek “Vrijen & Trouwen van de middeleeuwen tot heden” van de Vlaming Chris Vandenbroecke een mooi en compleet beeld. Zijn werk is uitgebreid demografisch onderbouwd en schetst een beeld van de tijd en omstandigheden waarin onze voorouders hun weg in het liefdes- en huwelijksleven zochten. Tegenwoordig trouwen we laat en uit liefde, krijgen we weinig kinderen en vinden we ons daarmee maar wat modern. Maar je kunt je afvragen wat daar nu eigenlijk zo nieuw aan is. De navolgende bijdrage is een (uitgebreide) samenvatting van het artikel ‘Liefde en huwelijk in Nederland’ uit 2001. De inhoud van het artikel sluit goed aan op het werk en onderzoek van Chris Vandenbroecke.
Huwelijksleeftijd
De mensen trouwen in het algemeen laat, mannen in de 17e eeuw zo rond het 28e levensjaar; vrouwen rond hun 25e. Niet in de laatste plaats speelt het economische motief een belangrijke rol: is men in staat om in het eigen levensonderhoud te voorzien? Tot het midden van de 19e eeuw blijft dit zo. Jonge mensen moeten dus lang wachten op een huwelijk.
Trouwbelofte
Verkering in de moderne betekenis van het woord bestaat voor 1800 niet. Als een jongen en een meisje elkaar aantrekkelijk genoeg vinden, komt het al gauw tot een trouwbelofte. In feite staat zo’n belofte al voor een huwelijk. Soms gaat het koppel dan ook al met elkaar naar bed, hoewel dat officieel verboden is. Later verschuift het moment waarop het huwelijk wordt erkend naar de officiële trouwceremonie. Dan ontstaat er dus een soort verlovingstijd.
Uitgaan
Jongeren hebben in de vroegmoderne periode weinig gelegenheid om zich met het andere geslacht bezig te houden. De meesten hebben geen school- of studietijd. Vanaf je zesde word je geacht te werken. Bovendien worden jonge mensen nauwlettend in gaten gehouden door ouders, tantes en buren.
Toch ontstaan er (lokale) gewoontes om personen van het andere geslacht te ontmoeten. Op het platteland kunnen ongehuwde jongeren kennis maken met het andere geslacht middels het ‘nachtvrijen’: een jongen kruipt met toestemming van de ouders door het open raam bij een meisje naar binnen, om samen met haar de nacht door te brengen. Zij worden wel geacht hun kleren aan te houden. Ook de herberg of op bezoek gaan bij iemand thuis is een veelbeproefde methode om iemand te ontmoeten. Veel verschillende mensen kunnen bij elkaar in één huis, of zelfs één kamer wonen. De herberg is publiek domein voor mannen én vrouwen, al ga je daar als net dienstmeisje niet zomaar naar toe.
Overheid en kerk
Seks voor het huwelijk is bij wet verboden en wordt zwaar gestraft. Buitenechtelijke kinderen en ongetrouwde moeders drukken zwaar op de samenleving, omdat zij afhankelijk zijn van hulp van derden, zoals de kerken en de overheid. Die hebben er daarom belang bij dat iedereen keurig trouwt en zijn eigen gezinnetje onderhoudt. Het is dus maar het beste om iemand netjes een aanzoek te doen.
Ouderlijk consent en uithuwelijken
Zolang iemand minderjarig is – meisjes zijn dat tot hun twintigste en jongens zelfs tot hun vijfentwintigste – kunnen de ouders een huwelijk verbieden.
De meeste mensen zijn redelijk vrij in hun partnerkeuze. Uithuwelijken komt wel voor in de hogere klassen, maar niet in de lagere. Gearrangeerde huwelijken komen meer voor naarmate de behoefte groter is om het eigen bezit te beschermen. In het algemeen kan echter gesteld worden dat niemand tegen zijn zin hoeft te trouwen, ook meisjes niet.
Gebruiken rond het huwelijk
De trouwbelofte wordt vaak bezegeld met een ring of een penning, soms zelfs met een schriftelijke verklaring. Vanaf de 16e eeuw moet het verloofde paar verplicht in ondertrouw en wordt het huwelijk drie keer omgeroepen. Dan kunnen de voorbereidingen voor de bruiloft beginnen. Net als nu moet de plechtigheid plaatsvinden in aanwezigheid van twee getuigen. En ook aan het feest is weinig veranderd. Een bruiloft is een blije gebeurtenis, met veel gasten, lekker eten, mooie kleren en dure cadeaus.
Contract of sacrament?
Onder invloed van de Reformatie komen er in de Staatse Nederlanden strengere regels omtrent de huwelijkssluiting.
Hier zit een wezenlijk verschil met de katholieke opvatting over het huwelijk dat een sacrament is, alleen door God ontbonden kan worden en vooral de voortplanting tot doel heeft.
De Nederlandse protestanten zien het huwelijk als een verbintenis waarin echtelieden elkaar moeten steunen. Als dat niet haalbaar is kan het ontbonden worden.
Het huwelijk wordt een zaak van de wereldlijke overheid. Deze moet dan huwelijkswetten opstellen. Die wetten zijn streng: Eén partner per persoon, geen homoseksuele omgang en ook seks buiten het huwelijk is verboden.
Romantiek
Tot aan het einde van de 18e eeuw verandert er weinig aan het relatiepatroon. Dan neemt het aantal buitenechtelijke kinderen toe. Sommige historici spreken zelfs van een ‘seksuele revolutie’. Het toenemende aantal buitenechtelijke relaties heeft mogelijk eerder te maken met economische achteruitgang, waardoor huwelijken worden uitgesteld. Al blijven er op dit punt twijfels bestaan.
Feit is wel dat huwelijken werden uitgesteld, en dat bleef zo tot ongeveer 1850. In de jaren 1830 zijn mannen lange tijd gemobiliseerd vanwege de opstand in België. Ook woeden er aan het begin van de 19e eeuw geregeld cholera-epidemieën. Dat zijn niet de ideale omstandigheden om te trouwen. Maar als na 1860 ook in Nederland de industrialisatie op gang komt, krijgen de mensen meer economische zekerheid en leidt dit tot meer huwelijken. Het huwelijk wordt een veilige haven voor vrouwen, die steeds verder worden teruggedrongen uit het arbeidsproces.
In deze periode verandert het beeld van de ideale relatie wel degelijk. Er is meer sprake van gelijkwaardige partners, het leeftijdsverschil tussen de partners wordt kleiner. Deze verschijnselen wijzen op een romantisering van de partnerkeuze. Wat echter minder voorkomt, is trouwen buiten je eigen geloofsrichting. De toenemende verzuiling in de negentiende eeuw heeft grote invloed op relationeel gebied.
Arbeiders trouwen in het algemeen eerder dan boeren en middenstanders, die geduld moeten hebben tot ze het bedrijf van hun ouders kunnen overnemen. Arbeiders verdienen al op relatief jonge leeftijd een volwassen loon en zijn ze dus (economisch) rijp voor de huwelijksmarkt.
Nederland: “morele natie”
Gezinnen zijn eeuwenlang klein gebleven door de hoge sterfte. Vanaf 1880 beginnen ze echter sterk te groeien, vanwege de verbeterde economische omstandigheden en een afnemende kindersterfte. Rond 1870 wordt voor het eerst in het openbaar gediscussieerd over geboortebeperking.
De kerken gaan in reactie op de toegenomen openheid in de aanval; eerst de protestantse, dan de katholieke. Het rooms-katholieke onderwijs wordt gesplitst in jongens- en meisjesscholen.
Nederland krijgt in die tijd het stempel van een ‘morele natie’ opgedrukt. De Nederlanders trouwen laat, onthouden zich van voorechtelijke seks, en scheiden zelden. Tot diep in de twintigste eeuw blijven de gezinnen hier ongewoon groot. Slechts heel geleidelijk daalt het aantal kinderen per gezin, eerst in Noord-Holland en Friesland, pas veel later in Brabant en Limburg. De huwelijksleeftijd blijft vanaf het begin van de 20e eeuw stabiel, maar daalt vlak na de Tweede Wereldoorlog plotseling sterk: naar 24,7 jaar voor mannen en 22,7 jaar voor vrouwen. Dat betekent een breuk met een eeuwenlange traditie. Het hoogtepunt van deze ontwikkeling wordt bereikt in 1960. Nooit eerder waren de Nederlanders zo trouwlustig en kregen ze zo jong kinderen als in dit jaar. Toch moeten de prille stelletjes nog tot hun dertigste toestemming vragen van hun ouders. Dat verandert pas in 1970 bij de invoering van het nieuwe Burgerlijk Wetboek.
Liefde: een moderne uitvinding?
Heeft liefde binnen het huwelijk altijd bestaan, of is het een moderne uitvinding?
In 1960 beweerde de Franse historicus Philipe Ariès dat liefde binnen het gezin, tussen echtgenoten en voor kinderen, in de vroegmoderne maatschappij niet bestond. Het in stand houden van familiebanden en -bezit was belangrijker en vanwege de grote sterfte bleef men onverschillig ten opzichte van elkaar. Illustratief voor deze stelling is de cynische uitspraak van een vader tegen zijn kinderen als hun moeder is overleden: “Nu zijn we tenminste weer onder elkaar.”
Pas vanaf 1800 zou er een ‘emotionalisering’ van man-vrouw- en gezinsverhoudingen zijn opgetreden. Volgens andere historici bestonden er in de 16e eeuw ook al liefdevolle relaties tussen de gezinsleden Sinds 1990 lijken de meeste gezinshistorici het min of meer eens: de waarheid ligt weer eens in het midden. Menselijke basisemoties zoals liefde hebben altijd bestaan. Alleen de culturele context ervan verschilt per gebied en periode.
Liefde en huwelijk zijn al eeuwenlang het resultaat van zorgvuldige afweging van belangen. In heel Europa is het tot in de negentiende eeuw de gewoonte om het huwelijk uit te stellen. Het toekomstige paar moet zich eerst economisch kunnen redden, en bij gebrek aan voorbehoedsmiddelen is laat trouwen de beste manier om het aantal kinderen te beperken. Toch trouwde men, in tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, in de meeste gevallen uit liefde, met de zelf gekozen partner.
Bron: ‘Liefde en huwelijk in Nederland’ (Marchien den Hertog en Bas Kromhout), Historisch Nieuwsblad 2001, nr. 10 (samengevat/bewerkt door Maurice Roefs)