Ik had de uitdraaien al langere tijd op mijn bureau liggen. Uitdraaien van een slordige 20 pagina’s uit de militieregisters die ik van de website van het BHIC had gedownload.
Binnen mijn eigen familie, het gaat daarbij om mannen geboren in de periode 1805-1840, viel me toen ik de informatie per familietak op een rijtje had gezet de grote verschillen in lichaamslengte op. Natuurlijk is dat voor een deel genetisch, maar ja in een stamboom wordt genetisch materiaal gedeeld en zou je niet zo’n grote verschillen verwachten, toch?
Mijn Schaijkse overgrootvader Johannes Roefs (1833) mat niet meer dan 1,54 meter. Zijn 5 jaar jongere broer Hendrikus was maar liefst 10 centimeter groter. En toch viel dat in het niet bij hun Oijense ‘achterneven’, zes zonen van Jacobus Roefs, waarvan de kleinste 1,72 meter was en de grootste maar liefst 1,83 meter.
Vrijwel iedere genealoog is zich er eigenlijk wel van bewust dat de huidige generatie gemiddeld langer is dan de generatie van hun ouders, die weer langer is dan de generatie van hun grootouders. Waarom ben ik eigenlijk groter dan mijn ouders, grootouders en overgrootouders. En worden mijn kinderen misschien nog wel groter? Op zoek naar het antwoord op deze vragen kwam mij de rede ‘Hoe lang nog?’ onder ogen van professor Maat over de lichaamslengte van de Nederlander. Wat blijkt? Vanaf de Romeinse tijd krompen we juist, met als dieptepunt de 17e eeuw. De navolgende bijdrage is een samenvatting van de rede uit 2006.
Militieregisters
Werden we door de eeuwen heen altijd al langer? En zo ja, waar zou dit mee samen kunnen hangen? In Nederland kan dit worden bestudeerd omdat we over veel gegevens beschikken die vooral betrekking hebben op de lichaams-ontwikkeling van de Nederlandse man. De al genoemde militieregisters uit de 19e eeuw spelen daarbij een belangrijke rol. Immers bij de keuringen werd onder andere de lichaamslengte gemeten.
‘Onder de maat’
In Nederland werd reeds lang vermoed dat er een verband bestond tussen de gezondheidstoestand en de lichaamslengte. In de 19e eeuw werd er een verband gelegd tussen de jaarlijkse prijsontwikkeling van rogge (toentertijd het volksvoedsel) en het aantal dienstplichtigen die werden afgekeurd omdat zij te klein waren, kleiner dan 157 centimeter. Prijsfluctuaties van rogge werden een jaar later gevolgd door een zelfde fluctuatie in het aantal afgekeurde dienstplichtigen. In 1848 werd een kwart (!) van de manschappen vanwege een te geringe lichaamslengte (‘onder de maat’) afgekeurd.
Sedert 1861 is de gemiddelde lengte van de Nederlandse man dramatisch toegenomen, van 167 centimeter (1864) tot 184 centimeter (eind 20e eeuw).
Onderzoeksmateriaal
Sinds de 19e eeuw zijn veel rapporten en wetenschappelijke publicaties verschenen waarbij veel van de informatie afkomstig is van directe meting van levende personen.
Voor oudere perioden is er geen sprake van meting van levende personen, maar is toch ook meer dan voldoende informatie voorhanden, met name uit archeologisch onderzoek. Bij opgravingen worden de lengte van gevonden skeletten gemeten. Daarbij is bijzondere aandacht voor de dijbeenderen. Bij het dijbeen kan nagegaan worden of, door de eeuwen heen, parallel aan het patroon van veranderingen in lichaamslengte hetzelfde patroon aan veranderingen in dijbeenlengte waarneembaar is.
Zo is over alle perioden vanaf de Romeinse tijd (50 na Christus) tot heden betrouwbare informatie beschikbaar. Daaruit komt naar voren dat de lichaamslengte door de eeuwen heen aanzienlijke schommelingen doormaakte, van een minimum van 166 centimeter tot een maximum van 184 centimeter.
Opvallend daarbij is de lange neergaande tendens beginnend bij inheemse mannen uit de Romeinse periode (gemiddelde lengte bijna 176 centimeter) die eindigt in de 17e en 18e eeuw met gemiddeld 166 centimeter (gemeten aan de hand van Nederlandse walvisvaarders die op Spitsbergen waren begraven).
Pas in de tweede helft van de 19e eeuw neemt de lichaamslengte weer toe waarbij einde 20e eeuw een gemiddelde lengte van 184 centimeter is vastgesteld.
Socio-economische omstandigheden
De gemiddelde lichaamslengte, zo is uit tal van studies gebleken, hangt in belangrijke mate samen met de gezondheidstoestand van een bevolking. En de gezondheid van mensen hangt in belangrijke mate af van de socio-economische toestand in een land. De lichaamslengte is afhankelijk van de bevolkingsdichtheid, de gezinsgrootte, de behuizing, de sanitaire voorzieningen, de persoonlijke hygiëne, de beschikbaarheid en kwaliteit van voedingsmiddelen. Al deze factoren beïnvloeden ook de mate waarin arbeidskrachten migreren.
De perioden waarin de gemiddelde lichaamslengte kleiner is geworden wordt aangeduid met de Negatieve Seculaire Trend. Voor het gebied dat samenvalt met het huidige Nederland wordt de bevolking geschat als volgt:
Jaar 1000 1500 1800 1900 |
Bevolkingsomvang 300.000 900.000 2.100.000 5.175.000 |
Vanaf het jaar 1500 groeit de bevolking sterk en neemt daarmee ook de bevolkingsdichtheid merkbaar toe. Er vormen zich tal van steden. Er is al snel sprake van een grote bevolkingstrek van het platteland naar deze steden met overbevolking als gevolg. Dat vraagt telkens om nieuwe stadsuitbreidingen. Dit gaat echter in zo’n hoog tempo dat de stadsbesturen niet of nauwelijks opgewassen zijn tegen deze groei en ook niet in voldoende mate kunnen voorzien in adequate sanitaire voorzieningen. De druk op de gezondheidstoestand van de bevolking wordt dan ook alsmaar groter.
Een deel van de (explosieve) bevolkingsgroei valt deels samen met de Gouden Eeuw en de opkomst van de VOC. Dat zou verlichting moeten brengen. De verdeling van de welvaart wordt echter gekarakteriseerd door concentratie van kapitaal bij een kleine groep puissant rijken. Het loon van de bevolking in de steden, uitgedrukt in liters tarwe of rogge dat gekocht kan worden na aftrek van huishuur, belasting etc. vermindert juist.
De man in de straat profiteert dus niet van de welvaart. Eerst na de Industriële Revolutie komt daarin verandering. Nu de Industriële Revolutie, ten opzichte van de ons omringende landen, in Nederland pas laat op gang komt, duurt het ook tot circa 1860-1870 voordat de gemiddelde lichaamslengte weer zichtbaar toeneemt.
Groeispurt
Vanaf 1860-1870 kan gesproken worden van een Positieve Seculaire Trend. Langzaam maar zeker stijgt door veranderde productiewijze het gemiddeld besteedbaar inkomen. Er komt uiteindelijk ook voor de gewone man meer geld beschikbaar voor voedsel, behuizing etc. Dit vertaalt zich ook in toename van de gemiddelde lichaamslengte. De ongekende welvaart in de tweede helft van de 20e eeuw heeft daarin voor een verdere versnelling gezorgd.
Blijven we groeien?
Of de mens, onze kinderen en kleinkinderen, gemiddeld blijft groeien is geen uitgemaakte zaak, al wordt er bij de bouw van huizen in Nederland wel nadrukkelijk rekening mee gehouden. Deuren in de nieuwbouw zijn beduidend hoger dan de deuren in bestaande bouw, net als de plafondhoogte.
In Scandinavië lijkt de groei inmiddels te zijn gestopt. Nu het welvaartsniveau in dat deel van Europa vergelijkbaar is met dat van Nederland, zijn er misschien ook andere dan socio-economische factoren die een rol spelen, zoals misschien de gemiddelde jaartemperatuur, het aantal uren zon of is misschien wel de genetische grens bereikt? Wie weet komt er nog een tijd dat de omstandigheden zich zo wijzigen dat een afnemende welvaart en bezuinigingen die de toegang tot de gezondheidszorg beperken ertoe leiden dat het kleiner worden een mogelijkheid is die onder ogen moet worden gezien.
Rossig !
Socio-economische omstandigheden vergeleken. De ouders van mijn overgrootvader hadden een kleine boerderij met aansluitend wat grond. Jacobus Roefs was daarentegen een boer met vier boerderijen en tientallen percelen grond. Het verschil in lichaamslengte daarmee verklaard?
Volgens mijn paspoort meet ik 1,85 meter, daarmee heb ik een iets grotere lichaamslengte dan gemiddeld. Ik heb de achterstand van mijn overgrootvader dan ook meer dan goedgemaakt. Hij mag postuum trots op me zijn?!
Misschien ben ík nog wel meer trots op dat andere lichaamskenmerk dat in het militieregister staat vermeld. Mijn overgrootvader had rossig haar! Een opvallend kenmerk dat in meer of mindere mate is overgedragen aan veel van zijn nazaten.
Bron:
‘Hoe lang nog?’ De lichaamslengte van de Nederlander (rede van George Maat, hoogleraar Anatomie aan de Universiteit Leiden gehouden op 15 mei 2006) http://media.leidenuniv.nl/legacy/2006 Hoe lang nog.pdf